'k En zal nog niet bergen, Des Lente,
Den strik waar 'k m'n haren mee tooi!
Al ben ik geen kind van de menschen.
de blommekens vinden me mooi....
De wegelkens weten mijn zwerven;
De distels vermoeen mijn leed;
De heide... ze zeit me zoo geren.
In 't wit of in 't roze gekleed.
Dies wil ik de heide behagen,
Hoe somber heur woning ook zij;
Ter wereld en weet ik geen oogen,
Geen armen die wachten op mij!
ik draag door de paarse valleien
De pracht van mijn gouden geduld;
Ik hou van de zon op mijn wegen...
De zon, die mijn haren verguldt.
'k Geloof in 't geluk van het leven,
Ik droom van een mond, die me kust,
Ik hoop op een wenk van den hemel,
Zoo 'k ooi in mijn armoee berust...
En staan, in den Meert van m'n leven,
De botten gebersten va smart...
Daar bloeit nog een blos op mijn wangen!
Daar laait nog een liefde in mijn hart.!
Den strik waar 'k m'n haren mee tooi!
Al ben ik geen kind van de menschen.
de blommekens vinden me mooi....
De wegelkens weten mijn zwerven;
De distels vermoeen mijn leed;
De heide... ze zeit me zoo geren.
In 't wit of in 't roze gekleed.
Dies wil ik de heide behagen,
Hoe somber heur woning ook zij;
Ter wereld en weet ik geen oogen,
Geen armen die wachten op mij!
ik draag door de paarse valleien
De pracht van mijn gouden geduld;
Ik hou van de zon op mijn wegen...
De zon, die mijn haren verguldt.
'k Geloof in 't geluk van het leven,
Ik droom van een mond, die me kust,
Ik hoop op een wenk van den hemel,
Zoo 'k ooi in mijn armoee berust...
En staan, in den Meert van m'n leven,
De botten gebersten va smart...
Daar bloeit nog een blos op mijn wangen!
Daar laait nog een liefde in mijn hart.!
Reacties